Situering: Westerbegraafplaats, Palinghuizen
143.
GPS-coördinaten: +51°04'15.6", +3°42'04.9"
Opschriften
"1914 - 1918
1940 - 1945"
Beschrijving
Dit monument bevindt zich op een rond punt op de grens van
het oude en het nieuwe gedeelte van de Westerbegraafplaats.
Het betreft een architecturale compositie in witte
Euvillesteen, ter ere van de geallieerden uit de Eerste
Wereldoorlog. De constructie is sterk symmetrisch opgebouwd:
de voor- en achterzijde zijn quasi identiek, evenals de
zijkanten. De verschillen situeren zich in de uitwerking van
de laag- en hoogreliëfs die het geheel versieren.
In vooraanzicht onderscheidt men een centrale partij, die
hoger is dan de muren die deze flankeren. Dit centraal
gedeelte wordt gevormd door een lage trap, die uitkomt op
een kleine, gesloten galerij, versierd met een suggestie van
in elkaar passende, steeds kleiner wordende, omlijstingen.
Deze galerij wordt geflankeerd door twee pijlers, die als
console dienen voor twee zeer grote standbeelden, die
allegorische vrouwenfiguren voorstellen. Op de pijlers boven
de vrouwen ziet men een fries van laurierbladeren. Tussen de
beelden in, boven de gelijkvloerse galerij, bevindt zich een
constructie van pijlers, kroonlijst en guttae, sterk
refererend aan de klassieke Griekse architectuur. Op de
kroonlijst leest men de datering "1914 - 1918".
De flankerende muren zijn alle op gelijkaardige wijze
versierd: de muren zijn uit grote blokken opgebouwd en
bovenaan met een reliëf versierd waarop men de soldaten van
een bepaald land in actie ziet. Hieronder werd een schild,
eveneens in reliëf, aangebracht, dat de vlag van dat land
voorstelt. Op de zijkanten van deze flankerende muren werd
telkens hetzelfde laagreliëf aangebracht: een frontaal
voorgestelde, halfnaakte dame, die een bloemenkrans voor
haar schoot houdt.
Het monument werd opgericht ter ere van de geallieerden van
de Eerste Wereldoorlog, maar na de Tweede Wereldoorlog
voegde men in de galerijen voor- en achteraan ook de
jaartallen "1940 - 1945" toe. In de galerij langs de
voorzijde (met de rug naar het oude deel van de
begraafplaats) staat een standaard waaraan kransen kunnen
worden opgehangen. Aan de voet van de linkerconsole vooraan
liggen een eikentak en lauriertak uit brons. De allegorische
vrouwenfiguur op de linkervoorzijde van het monument draagt
een Belgische soldatenhelm, ze houdt de armen gekruist voor
zich, in haar rechterhand houdt ze een zwaard, in haar
linker een weegschaal. Zij staat symbool voor de
gerechtigheid. Ook de vrouw rechts draagt een helm, ditmaal
een met oorflappen, ze houdt eveneens de armen gekruist voor
zich. In haar handen ziet men opengebroken boeien, symbool
voor bevrijding.
Langs de voorzijde herkent men op de muur links van de
centrale partij soldaten die een kanon bedienen, gevolgd
door soldaten met geweren en een soldaat met een trompet.
Het is de infanterie van België, te zien aan de kledij en
aan het schild met leeuw onder het reliëf. Op het
rechterreliëf ziet men Franse infanteristen. Langs de
achterzijde (aan het nieuwe deel van de begraafplaats)
draagt de allegorische figuur links een helm met een grote
veer, net als de Italiaanse soldaten (bersaglieri,
infanteristen) op het fries ernaast. Deze dame houdt met
haar beide handen een fakkel rechts van haar gelaat,
allegorie van de hoop. Rechts van haar ziet men de allegorie
van de zee, deze dame draagt namelijk in de drietand in de
handen, terwijl er een vis en een boei aan haar voeten
liggen. Rechts van haar bevindt zich het reliëf van de
Britse mariniers. Ook hier is er dus een directe link tussen
de allegorische vrouwenbeelden en de reliëfs.
De ontstaansgeschiedenis van dit monument is volledig te
volgen aan de hand van documenten die in het Gentse
stadsarchief bewaard zijn (reeks VII, 1825). De stad schreef
een ontwerpwedstrijd uit, waaraan uiteindelijk 23
kunstenaars deelnamen. Onder de deelnemers herkent men de
namen van kunstenaars, die ook instonden voor het ontwerp
van andere oorlogsmonumenten in Gent. Zo bijvoorbeeld Domien
INGELS, Gustave VANDEN MEERSCHE, Hippolyte LE ROY, Theo
SOUDEYNS, Geo VERBANCK en Jules VANDENHENDE.
In deze documenten leest men onder meer ook dat het
oorspronkelijke ontwerp van DE COCK twee bronzen deuren
bevatte, waardoor het geheel de allure van een poort zou
verkrijgen. Tengevolge de te hoge kostprijs werd
uiteindelijk gekozen deze te vervangen door een eenvoudige
muur in Euvillesteen.
Het verhaal van de oprichting eindigt in deze documenten in
mineur. Terwijl de inhuldiging pas van 26 oktober 1924
dateert, constateerde men in februari 1925 reeds dat niet
alle gebruikte Euvillesteen van een goede kwaliteit was, op
dat moment waren sommige stenen reeds gebarsten. Bovendien
waren sommige voegen te breed en kon het regenwater niet
overal vrij afstromen. Ook ontbraken er elementen, zoals
beplanting en zelfs wierookvaten die op blauwdruk aangeduid
waren, maar er nooit gekomen zijn. Er is dan ook een deel
van het loon van de kunstenaar ingehouden (Bron:
Hans DE REGT).
Er staan geen namen gebeiteld op dit gedenkteken
|