LE HAVRE (SEINE-MARITIME)
Monument aux victimes belges
de l'explosion de Graville-Sainte-Honorine
Grafmonument voor de Belgische slachtoffers van de ontploffing te
Graville-Sainte-Honorine
! ! ! Ce monument n'existe plus ! ! !
! ! ! Dit gedenkteken bestaat niet meer ! ! !
|
Source - Bron: Site "Médecins
de la Grande Guerre"
! ! ! Ce monument n'existe plus ! ! !
! ! ! Dit gedenkteken bestaat niet meer ! ! !
Source inconnue - Bron is onbekend
Document aimablement transmis par Christian et Jean-Marie ZIMMERMAN (Cercle
d'histoire de Messancy)
Document gekregen van Christian en Jean-Marie ZIMMERMAN (Cercle d'histoire de
Messancy)
Récit des événements
Les ateliers de fabrication de munitions belges
situés tout près du Havre (Graville-Sainte-Honorine) subirent une
terrible catastrophe. Le samedi 11 décembre 1915, une explosion
formidable faisait trembler toute la ville du Havre. La secousse fut
telle que, de l’autre côté de la Seine, à Honfleur, les vitres
volaient en éclats. À Sainte-Adresse, pourtant protégée par la
colline, on avait entendu les deux détonations. Aussitôt on y
apprenait par téléphone que la poudrerie de la pyrotechnie avait
sauté. Quelle consternation ! À tous les malheurs qui nous avaient
frappés venait encore s’ajouter celui-là, comme si le destin,
acharné contre nous, eût voulu que rien ne nous fût épargné !
L’accident s’était produit à 9h40'. À ce moment, les ouvriers du
service de nuit venaient de quitter les baraquements. Il y restait
cent et cinq travailleurs sous les ordres du commandant STEVENS et
du sous-lieutenant JACQUEMIN. L’explosion avait été terrible. Pas un
de ceux qui se trouvaient dans la poudrerie n’eut la vie sauve. À
l’emplacement de l’usine, on ne voyait plus qu’un trou profond de
dix mètres et des débris humains, horriblement déchiquetés, tout
autour. Le pavillon dans lequel travaillait le commandant avait été
soulevé par la force de l’air et projeté avec ses occupants à une
cinquantaine de mètres. On retrouva le directeur, la poitrine
défoncée, les membres à peu près arrachés du tronc. À plusieurs
kilomètres de là, des toitures avaient été arrachées, des palissades
renversées; on eût dit qu’un cyclone avait passé sur la contrée.
Dans le préau du lycée du Havre, transformé en chapelle ardente,
cent et un cercueils furent rangés devant l’autel, enveloppés dans
les drapeaux tricolores des deux nations sœurs. Le 18, à 9 heures du
matin, on les plaça sur des prolonges d’artillerie ornées de
drapeaux et de feuillages. Puis après les paroles liturgiques et la
bénédiction, les fourgons se dirigèrent en cortège funèbre et
triomphal vers l’église Notre-Dame qu’ils entourèrent. La
catastrophe de Graville-Sainte-Honorine, si douloureuse qu’elle fût,
ne retarda en rien le ravitaillement de notre armée. Le lendemain,
notre service des poudres se remettait à fonctionner et l’on
étudiait le moyen de l’installer ailleurs, dans de meilleures
conditions; les parties endommagées des autres ateliers étaient
réparées sans que le travail eût dû être interrompu. Dans d’autres
endroits, des hangars sortaient de terre et poussaient à vue d’œil.
En quelques semaines des champs de friche se couvraient de cités
industrielles. Le génie de la Belgique éprouvée se manifestait d’une
façon qui inspirait l’admiration la plus grande à ceux qui en
étaient les témoins éblouis. Un monument à la mémoire des victimes
de l’explosion fut élevé dans le cimetière du Havre. On pouvait y
lire les noms des 105 victimes. Peut-être ce monument existe-t-il encore
? (Source [16])
Emiel SOBRY sneuvelde bij deze ontplffing. Hier is het verhaal van zijn dood
In het gezin van Emiel SOBRY en Maria VANDENBUSSCHE heerste altijd een sfeer van
bedrijvigheid. Alle kinderen konden zich thuis probleemloos nuttig maken, want
vader was landbouwer en koopman. Zoon Joseph, de negende van twaalf, die op 25
maart 1892 geboren werd, groeide op in Adinkerke. Pas begin de jaren 1900
verlegde het gezin zijn activiteiten naar de hoeve De Posterie langs de weg
Veurne - De Panne.
Toen Emiel op 21 november 1907 onverwacht op 60-jarige leeftijd kwam te sterven,
was Joseph nog maar 15. Hij had er toen al drie jaar aan het Bisschoppelijk
College Veurne op zitten. Maria wou niet dat de dood van haar man de studies van
haar kinderen in de weg stond, dus werkte Joseph zijn collegeloopbaan af en werd
ook zijn jongere broer Maurice leerling van het college in 1909. Ondertussen
hield Maria zelf het landbouwbedrijf draaiende. Later werd ze koopvrouw van melk
en boter. Toen zijn collegejaren erop zaten, hielp Joseph zijn moeder daar
waarschijnlijk bij.
Begin juni 1915 nam Joseph SOBRY, net als zijn jongere broer Maurice, dienst in
het leger. Of hij dit deed als vrijwilliger is niet duidelijk; op dat ogenblik
was hij 23 jaar oud. Vóór 1913 moest slechts één zoon per gezin naar het leger.
De broers SOBRY maakten dan ook deel uit van de "speciale lichting" van 1915.
Joseph kwam niet in de gevechtseenheden terecht. Op 7 juli 1915 werd hij
ingelijfd als milicien en in een Werkerscompagnie geplaatst. Enkele maanden
later, op 19 oktober, werd hij "ouvrier" in de opslagplaats van de artillerie in
Gonfreville l’Orcher (Graville), ver weg van het Belgische front en dus zogezegd
"veilig". Joseph maakte deel uit van de eenheid CIAX ("Centre Instructif
d’Auxiliaires") en kreeg het stamnummer 33678/(7347), 2de Compagnie D2T
d’Ouvriers d’Artillerie.
Op zaterdag, 11 december 1915 ging Joseph SOBRY, een van de 130 arbeiders in de
munitiefabriek van Graville, nietsvermoedend aan het werk. Vele arbeiders waren
al blij dat ze de lijf-aan-lijfgevechten aan het front niet hoefden mee te maken
en munitie konden sorteren voor de vrachtwagens die de aanvoer van wapens en
munitie naar het front verzekerden. Toen echter gebeurde het ondenkbare: om
9.40u. vloog de fabriek, waar meer dan 300 ton poeder was opgeslagen, de lucht
in.
De explosie was zo hevig dat men de aarde 90 kilometer verder voelde trillen. De
echo duurde 30 seconden. In Yvetot (op 52 km van Graville) vielen zelfs
slachtoffers door rondvliegende glasscherven. Alle 130 arbeiders kwamen in de
explosie om. Ongetwijfeld lieten ook heel wat burgers er het leven. Arbeiders
uit de omliggende bedrijven raakten zwaargewond door rondvliegende glasscherven.
Burgers die de ontploffing hadden overleefd, durfden de gewonden niet te helpen,
want velen vreesden voor een tweede ontploffing. In de straten heerste er totale
chaos: mensen waren op zoek naar hun familieleden, ambulances en brandweerwagens
reden zomaar in het rond en keken hulpeloos toe. Gelukkig kwam er geen tweede
ontploffing, voornamelijk dankzij een aantal Belgische militairen die het
laboratorium bij de fabriek blusten.
Dokters en apothekers verzorgden de gewonden die glasscherven tegen het hoofd of
de arm kregen. Aangezien de meeste lichamen zo verminkt waren dat ze onmogelijk
geïdentificeerd konden worden, werden ze in een massagraf geborgen. Joseph
SOBRY’s lichaam werd nooit gevonden; men vond alleen zijn identificatieplaatje.
De begrafenis vond plaats op 14 december om 11 uur in Le Havre. Vele
slachtoffers werden op het kerkhof van Sainte-Marie begraven. Op vraag van de
familie transporteerde men ook heel wat lichamen terug naar eigen land om ze
daar een rustplaats te geven. Naar de precieze oorzaak van de ontploffing heeft
men nog steeds het raden.
Op 14 juli 1921 richtte de Belgische regering een grafmonument op voor de
slachtoffers van de ontploffing van de munitiefabriek in Graville. Marguerite
SOBRY, Josephs zus, mocht op 1 juli 1923 de "Juweelen van de Zege en de
Herinneringsmedaliën" ter ere van haar broer in ontvangst nemen. Een magere
troost ? Vandaag vinden we Josephs naam op het gedenkteken op de collegemuur en
op een koperen herinneringsplaatje in de Veurnse Sint-Walburgakerk.
Bron:
Bischoppelijk College Veurne - Vierentwintig Gezichten van een Grote Oorlog